De viool en in het bijzonder de
vioolbouw speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van het pittoreske
Beierse plaatsje Mittenwald. Vanaf het einde van de 17e eeuw begon
zich daar een vioolbouw traditie te ontwikkelen, met dank aan Matthias Klotz,
zijn nazaten en anderen. Een gouden viool prijkt bijgevolg niet voor niets trots op
het uithangbord van het Geigenbau Museum.
Adolf Hitler, zo is algemeen
bekend, was een hartstochtelijke liefhebber van de muziek en hij kende het
stadje Mittenwald goed. Na de Anschluss met Oostenrijk in 1938 vertoefde hij er
regelmatig, op doorreis naar zijn geboorteland of voor een verblijf en overleg
in de Lüttensee kazerne. Hij sprak zelfs uitdrukkelijk de wens uit om na de
oorlog een huis te laten bouwen in Gerold, even ten noorden van Mittenwald, met
een eersteklas uitzicht op de Karwendel en Wetterstein bergketens.
De Marsch-Impromptu, een mars
voor quatre-mains piano, handelt uiteraard over muziek. De code-toevoegingen op
het blad zouden, zo luidt de veronderstelling, wel eens iets met de viool en
Hitlers liefde voor muziek te maken kunnen hebben. Stil, niet verder vertellen
hoor, maar ik mag u verklappen dat dat op een bepaalde wijze nog waar is ook.
Hoe dan, zult u zich misschien afvragen.
Nou kijk, het
stuk is geschreven in de toonaard B-dur. Anderen noemen dat Bes majeur. De
parallelle toonaard daarvan is G-moll (g-mineur).
Beide toonaarden maken
daardoor gebruik van bes en es mollen die u vooraan op de notenbalken ziet.
Een
beroemd muziekstuk voor vioolsolo in g-mineur is het Duivelstriller-sonate van
Giuseppe Tartini.
“Een beroemde
legende gaat over het ontstaan van de zogenaamde ‘Duivelstriller-sonate’ van
Giuseppe Tartini (1692-1770). Deze sonate is … het enige werk van Tartini dat
tegenwoordig nog vaker gespeeld wordt. Over het ontstaan van de Duivelstriller
sonate zou Tartini het volgende gezegd hebben: ‘In een droom verkocht hij zijn
ziel aan de duivel, waarop deze hem de viool uit handen griste en hem de
mooiste sonate voorgespeeld zou hebben die men maar bedenken kan. Toen Tartini
ontwaakte, poogde hij enkele van de gehoorde noten op te schrijven. Maar
vergeefs. Het stuk dat hij tenslotte componeerde, de Duivelssonate, was, zoals
hij zelf zegt, weliswaar het beste dat ik ooit schreef, maar toch bleef het ver
achter bij wat ik van de duivel gehoord had.’ [1]
“Tartini’s droom” van de schilder Louis Leopold Boilly
(1761-1845)
“Dit wijst er duidelijk op dat de viool en het
vioolspel vooral een symbool is voor de ‘ziel’ in haar meest veelzijdige
uitdrukkingsvormen en gevoelslagen. Zo verlenen bijvoorbeeld de vioolsolo
werken van J.S. Bach entree tot het diepst religieuze geestesleven. Anderzijds
heeft de Romantiek van het zigeunervioolspel met haar sentiment en haar
temperamentvolle czardasklanken toegang gevonden tot populaire operettes. Zo
zingt bijvoorbeeld ‘Gravin Mariza’ in de gelijknamige operette van Kàlmàn:
‘Höre ich Zigeunergeigen - bei des Cymbals wildem Lauf, wird es mir ums Herz so
eigen - wachen alle Wünsche auf.’ In een andere operette hangt de hemel vol met
violen.”
De Marsch-Impromptu partituur
wordt, overdrachtelijk gezien,
voorgesteld als een Mittenwaldse solopartij voor viool. De maker van het
document geeft, naar analogie met Tartini’s droom over de Duivelstrillersonate,
te kennen dat zijn ingenieuze codering ver achter blijft bij dat wat Hitler qua prestatie en uitdrukkingskracht werkelijk voorstelt - voor hem dan toch. Met andere
woorden: “Dit vertegenwoordigt het beste wat ik kan, maar excuseert u mij voor
het feit dat ik zo’n onvolmaakt stukje werk heb afgeleverd; het valt in het
niet vergeleken bij wat Hitler ons geschonken heeft.”
Nu denkt u natuurlijk dat ik mijn
fantasie de vrije loop gegeven heb en u in het ootje wil nemen. Niets van dat
alles! Ik zal dat aantonen in het tweede boek in de serie De Jacht op de
Nazischat: Het Mysterie van Mittenwald. En dat leest u als eerste, als u een Rauna abonnement neemt...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten