De nazi’s hadden
aan het eind van de oorlog goud, deviezen, kunst en andere kostbaarheden, voor
een deel afkomstig uit de Reichsbank van Berlijn, opgeslagen in de mijn bij
Merkel. Ze werden daar meteen na de oorlog opgespoord door geallieerde
kunstexperten ([1]).
De vondst was zo enorm dat zelfs Eisenhower ze kwam bekijken.
In april 1945
werden twee treinladingen goud en deviezen uit de Reichsbank, getrokken door de
locomotieven Dohl en Adler, via Tsjechië naar de vermeende ‘Alpenvesting’ (Alpine Redoubt of Alpenfestung) gezonden. De Alpenvesting zou oorspronkelijk een idee van
Himmler geweest zijn, dat al dateerde van eind 1943: in geval van ernstige
problemen zou de nazi top zich met elite strijdkrachten terugtrekken in het
onneembare gebied dat zich uitstrekte over het zuiden van Beieren, het westen
van Oostenrijk en het noorden van Italië. Andere bronnen beweren dat de plannen
voor de Alpenvesting in de tweede helft van 1944 door Hofer, de Gauleiter van
Tirol-Voralberg, naar Hitler waren gestuurd, maar dat Bormann ze maanden achter
gehouden had. Toen hij het concept eindelijk aan Hitler voorlegde, was het te
laat om er nog iets wezenlijks mee aan te vangen. Hoe dan ook, Hitler schijnt
nooit wild geweest te zijn van het plan, en veel meer dan een mythe stelde de
Alpenvesting niet voor. Maar Goebbels slaagde er met alweer een sterk staaltje
propaganda in de geallieerden de daver op het lijf te jagen.
Pas in de tweede
helft van april 1945 gaf Hitler het bevel voor de evacuatie van het
overblijvende nazipersoneel uit het door de Russen belegerde Berlijn naar de
Alpenvesting. Toen de Amerikanen korte tijd later doordrongen in het gebied,
werd het al vlug duidelijk dat de gevreesde vesting niet meer was dan een
luchtkasteel.
De schatten van
de Reichsbank stonden onder de hoede van SS Obersturmbannführer
(luitenant-kolonel) Friedrich Rauch, die eerder al over de veiligheid van de
Führer had gewaakt in de Rijkskanselarij. Rauch was nauwelijks 16 jaar oud toen
hij in 1922 lid werd van de NSDAP. Hij had de mislukte putch van 1923 meegemaakt,
maakte later deel uit van de SA en werkte als politieman in Beieren. Rauch was
een grote, sterke man zonder verdachte intellectuele kwaliteiten, een goed
ruiter en een behendig skiër.
Op 9 april 1945
had het hoofd van de Rijkskanselarij, Dr. Lammers, Hitler weten te overhalen om het
resterende goud in de Reichsbank naar een veiliger bergplaats te brengen in
zuidelijk Duitsland. Op 14 april, terwijl het goud van de Reichsbank op
transport ging, vloog Rauch naar Berchtesgaden om zijn orders op te halen. Het was de bedoeling de rijkdommen
in de mijn bij Peissenberg te verstoppen, ruim 40 kilometer ten noorden van
Mittenwald. Omdat er water in de mijn stond en de pompen niet werkten, besloot
men het kostbare vrachtje maar naar de kazerne van de Wehrmacht in Mittenwald
te brengen. Op 21 en 22 april escorteerde Rauch de schatten van de Reichsbank naar
deze kazerne, waar de school van de bergjagers was gevestigd: de Gebirgjägerschule. Door de voortdurende
luchtaanvallen nam het transport bijna twee weken in beslag.
Het hele verhaal
wordt uitgebreid beschreven in een aantal boeken, zoals het eerder geciteerde Nazi Gold van Ian Sayer en Douglas
Botting, Storming the Eagle’s Nest:
Hitler’s War in the Alps van Jim Ring of naslagwerken als Great Robberies, Facts on File.
Rauch liet het
goud achter bij Wehrmacht kolonel Franz Pfeiffer, met vage instructies om het
te beschermen tegen de geallieerden. Rauch zou zich in juni 1945 overgeven aan
de Amerikanen, maar nadat hij een groot deel van de nazi schatten had helpen
localiseren, werd hij vrij snel weer vrijgelaten. In 1948 emigreerde Rauch met
zijn vrouw naar Argentinië, waar hij als José Federico Rauch een nieuw leven
begon en zaken ging doen voor de Duitse staalfirma Exact SCL, die gevestigd was
in Buenos Aires. Merkwaardig genoeg, zo ontdekten Sayer en Botting, zou hij
daar nog een tijdje later het gezelschap krijgen van Franz Pfeiffer. Rauch keerde
in de vroege jaren 70 terug naar Oostenrijk en overleed daar ook.
In april 1945 was
kolonel Pfeiffer een veertigjarige oorlogsheld, veteraan van het oostfront, die
in Mittenwald mocht komen herstellen van zijn verwondingen, als hoofd van de
bergjagersschool. Een grote man, kalend, plichtsbewust. De uiteindelijke
verantwoordelijkheid voor de Nazi Schat lag bij het hoofd van de Reichsbank,
Walter Funk. Diens vertegenwoordigers maakten de kolonel echter duidelijk dat
het zijn opdracht was de Nazi Schat te verstoppen en veilig te stellen, tot de
geallieerde wervelwind voorbij zou zijn getrokken en er uit de asse van het
Reich een nieuwe Beierse staat zou verrijzen, die uiteraard ook op een of
andere manier gefinancierd moest worden.
Pfeiffer liet
zijn manschappen een deel van het goud verstoppen in de bergen bij de
Walchensee. Daar beschikte hij over geheime munitie-opslagplaatsen op oefenterreinen
van de Edelweiss-bergjagers. Omdat de plaatselijke bevolking lucht kreeg van
wat er aan de hand was – varkensboer Veith wiens vrachtwagen gebruikt werd, had
zijn mond voorbij gepraat – en omdat enkele ingewijden zelfs deviezen gingen
ophalen, maakte Pfeiffer de depots leeg en liet hij ze met de grootst mogelijke spoed elders
in de bergen weer verstoppen.
De Amerikanen
hebben na de oorlog een groot deel van het goud gevonden, waarna het door
compartimentering en slechte interne communicatie binnen het Amerikaanse leger
spoorloos verdween. Een klein deel werd gestolen door soldaten die het gewoon
met de post naar huis stuurden. Een groot deel van de deviezen werd na de
capitulatie door Pfeiffer en de zijnen in het geheim gestolen uit de depots en
verstopt in een groententuin bij een huis in Garmisch. Ook daarvan is slechts
een deel teruggevonden door de Amerikanen.
Het merkwaardige
is dat bij de schatten van de Reichsbank te elfder ure nog spullen zijn bijgevoegd
afkomstig uit de Berchtesgaden, toen die vervoerd werden naar de Walchensee en voor
de nacht opgeslagen waren in het ForstHaus in Einsiedl. Sayer en Botting hebben
het in dat verband over een vrachtwagen waarvan de chauffeur verklaarde dat hij
uit Berchtesgaden kwam, en die 11 mysterieuze kisten vervoerde. Iemand wierp er
een blik in en zag flessen wijn, maar de kisten waren te zwaar om alleen wijn te
vervoeren.
Jürgen Proske, een lokale onderzoeker uit Garmisch-Partenkirchen, vermeldt
op zijn website ([2]) verklaringen van ooggetuigen, als zouden waardevolle
goederen van hooggeplaatste partijbonzen aangekomen zijn in het Forsthaus van
Einsiedl. Deze spullen werden apart gehouden van het goud en de deviezen van de
Reichsbank, en waarschijnlijk elders in de regio verstopt. Hebben zij het over dezelfde
spullen als die afkomstig uit Berchtesgaden? Hoge partijbonzen die in
Berchtesgaden op de Obersalzberg een residentie hadden, waren benevens Adolf
Hitler en zijn Berghof, Martin Bormann, en Hermann Göring en Albert Speer.
Ambtenaren van de Reichsbank waren stomverbaasd toen de dag na de
levering bij de kazerne van Mittenwald en het daaropvolgend vervoer naar het
Forsthaus, bij een controle bleek dat hun gegevens niet meer klopten. Er was
veel meer aanwezig dan ze zelf aangevoerd hadden! Behalve de goederen uit
Berchtesgaden bleken in de tussentijd ook nog waardevolle spullen van het
Reichsbank filiaal in Konstanz gearriveerd te zijn.
Deze gebeurtenissen
werden uitvoerig gedocumenteerd, onder meer door Sayer en Botting. Een deel van
de extra’s zou toen weer opgehaald zijn uit het Forsthaus; ze verdwenen spoorloos en even plotseling als ze
opgedoken waren. Apart verstopt in de bergen rond de Walchensee,
zoals onder andere de Steinriegel, Klausenkopf, Simetsberg en de Herzogstand…
en/of op de Buckelwiesen, vlakbij de kazerne van de bergjagers?
In de gecodeerde
partituur valt meteen het woord ‘Edelweiss’ op. Dit kan een verwijzing zijn
naar de bergjagers die het bloempje toen als logo gebruikten en dat nog steeds
doen. Pas na de oorlog werd de kazerne van de bergjagers evenwel omgedoopt tot
‘Edelweiss kazerne’. Het is een aanwijzing te meer dat Pfeiffer en zijn
bergjagers betrokken kunnen geweest zijn bij het verbergen van het goud en de diamanten waar de
partituur naar zou verwijzen, of zelfs bij het creëren van de code die naar hun bergplaats verwijst. Maar het maakt er de rol van Bormann in het verhaal
van Schulz/Hammer niet geloofwaardiger op. Misschien moeten we hier dan ook de
reden zoeken waarom de
onderzoeksjournalist gedurende de vele uren die hij in Mittenwald sleet,
of de gesprekken die hij daar voerde – onder meer met bergjagers – nooit achter
deze toch wel essentiële informatie gekomen is. Indertijd deden geruchten de
ronde, en uit mijn onderzoek ter plaatse blijkt dat ze dat nog steeds doen, als
zou kolonel Pfeiffer goud verstopt hebben vlakbij de kazerne.
Pfeiffer emigreerde
na de oorlog, zogenaamd platzak, naar Argentinië. Daar werd hij samen met Rauch
mede-eigenaar van een staalbedrijf. ‘Waar haalde hij het kapitaal vandaan?’ vraag
ik mij samen met Sayer en Botting af. Ook Pfeiffer keerde in de jaren 70 overigens
terug Duitsland.
Ik zou u nog veel meer kunnen vertellen over Edelweiss - zoals bijvoorbeeld de plekken waar je het zoal aantreft. Maar daarvoor zie ik mij genoodzaakt te verwijzen naar het ebook/boek De Hamer van Thor dat binnenkort zowel apart verkrijgbaar zal zijn, als in het abonnement. Er wordt ook gewerkt aan een Engelse vertaling.
Op deze site zult u ondertussen genoegen moeten nemen met dit filmpje:
[1]
The Monuments Men (2014), een
Amerikaans-Duitse prent van George Clooney, gaat hierover. De film is losweg
gebaseerd op het non-fictie boek The
Monuments Men: Allied Heroes, Nazi Thieves and the Greatest Treasure Hunt in
History van Robert M. Edsel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten