Pagina's

donderdag 26 maart 2015

X Never, Ever Marks the Spot

Uit het Archief van Ysa Pastora: De Postkaart Code

Schatverhalen, voorzover ze verzonnen zijn, gebruiken altijd hetzelfde cliché, want dat verwacht het publiek nu eenmaal. In een spannend avonturenverhaal werkt zo’n cliché opperbest. Alleen heeft het helemaal niks met de werkelijkheid te maken. Of zoals Indiana Jones, tongue-in-cheeck, het ooit zo welsprekend uitdrukte: ‘We do not follow maps to buried treasure and X never, ever marks the spot.’ 
Er is geen enkele goeie reden te bedenken waarom je een afschuwelijk ingewikkelde code zou construeren om andere ingewijden of samenzweerders de bergplaats van een schat mee te delen. Waarom zou je je toevlucht nemen tot runentekens, muziekpartituren, hermetische gedichten en meer van dat soort romantische, raadselachtige puzzels… als je ook in een handomdraai een simpele en onbreekbare code kunt afspreken? Er bestaan tal van zeer effectieve, maar in wezen erg eenvoudige codesystemen, waarmee je perfect en in het grootste geheim met elkaar kunt communiceren ([1]):  je spreekt bijvoorbeeld een bepaalde editie van een boek af (Mein Kampf ligt in dit geval wat al te zeer voor de hand) en werkt dan met een cijfercode waarvan het Romeinse cijfer bijvoorbeeld verwijst naar de bladzijde, het Arabische cijfer naar de regel, en het woord ‘zeventien’ naar de zeventiende letter op die regel.
Als het Bormann, Schwarz en Co. louter te doen was om het meedelen van een bergplaats voor goud en diamanten, waarmee Werwolf gefinancierd kon worden, dan was dit eindeloos veel makkelijker, sneller, effectiever en veiliger geweest.
Zeg ik nu dat er geen schat te vinden is op de plek waar de gecodeerde partituur naar verwijst?
Nee, dat zeg ik niet. Ik zeg alleen dat het verhaal van Bormann, Schwarz en pastoor Otto, van Hammer en Schulz en Werwolf de toets van de historische kritiek niet weerstaat, maar ook niet die van het gezond boerenverstand. En als het ging om een gezamenlijk plan van Bormann en Schwarz, wat zouden zij dan met elkaar moeten communiceren in code over een bergplaats, die hen al veel eerder bekend moest geweest zijn. Waarom moest Bormann per sé nog vanuit Berlijn, langs pastoor Otto om, aan Schwarz laten weten waar het goud verstopt werd, waarover zij al een tijdje aan het samenzweren waren? Het goud dat nota bene niet door Bormann zelf verstopt was, maar wellicht door een afdeling van Werwolf, of hun medestanders? Die zullen toch ook wel geweten hebben waar ze het goud verstopten?
Er is al eerder en door diverse schattenjagers op gewezen dat de bergplaats van het goud van Werwolf of de diamanten van Hitler aan veel meer mensen bekend zal geweest zijn, dan alleen aan Bormann. Ook is het naïef te veronderstellen dat Bormann de waarheid en niets dan de waarheid zou vertellen aan iemand als ‘pastoor Otto’. Zoals het ook mogelijk is dat andere codes naar de bergplaats verwijzen. Waaruit volgt dat de inhoud van de bergplaats gewoon gebruikt kan zijn door Werwolf, niet om een guerilla te financieren (want dat bleek al gauw niet echt haalbaar), maar wel de nazi ontsnappingslijnen en de diverse neonazi bewegingen die reeds kort na de oorlog ontstonden. 
Volgens ‘wonderzoeker’ Leon Giesen ([2]) was het niet de bedoeling van de nazi’s dat de code ‘door een derde’ begrepen zou worden: ‘Hammer deed het goed, hij heeft het document precies gebruikt zoals een vreemde het moest gebruiken. Hij trapte er in.’ Volgens Giesen moet je het document ‘niet zozeer zien als een gecodeerde schatkaart die door puzzelen opgelost kan worden, maar meer als een versleutelde memo. De gebruiker wist al ongeveer, of misschien precies waar het lag. Hij moest het vooral niet vergeten.’
Maar, eerlijk gezegd, ook in dat geval ben je veel effectiever af met een eenvoudige code. ‘Een geheime boodschap of code maken is nog niet zo gemakkelijk,’ zegt Giesen. ‘En deze is echt listig.’ – Dat is allemaal zeer waar, maar het geldt alleen voor een treasure hunt die je organiseert bij wijze van spel, of voor fictieve schattenjachten die het moeten hebben van een ferme dosis suspense, genre The Gold Bug van Edgar Allan Poe. In het échte leven ga je geen ‘echt listige’ ingewikkelde geheime codes bedenken; je noteert gewoon ergens een cijfercode gebaseerd op een boek. ‘Het is een beetje zoals je voor jezelf je pincode opschrijft om hem niet te vergeten. Jij snapt hem. Iemand aan wie je het uitlegt snapt het ook. Maar een vreemdeling niet.’ – Dat kan allemaal best wezen, maar waarom zou ik, om mijn pincode niet te vergeten, een ingewikkelde, versleutelde ‘memo’ gaan bedenken?

Op pagina 177 van Codebrekers is Hammer – eindelijk! – terecht gekomen op de website van de National Archives (NARA) in Washington:

In het verslag Searching for Records Relating to Nazi Gold stond dat SS-majoor Kurt Haller von Hallerstein destijds bekende dat hij bijna een miljoen aan waardepapieren en juwelen had begraven nabij Garmisch in Duitsland. Op 25 mei 1945 werd onder toezicht van de Amerikanen zijn buit opgegraven. Daaruit bleek dat het verstoppen van buit inderdaad gebeurde. Verder ging het verslag in op het feit dat de Amerikanen die door Duitsland denderden in de eerste week van april 1945 van de lokale bevolking in het plaatsje Merkers te horen kregen dat de nazi’s een grote schat in de buurt hadden begraven. Toen men een nabijgelegen zoutmijn inspecteerde, vond men goudstaven, zakken met gouden munten, buitenlandse valuta, kunstwerken en andere waardevolle voorwerpen. Dit was ongetwijfeld de lading uit de Reichsbank waar Otto over hoorde tijdens zijn gesprek met Bormann en Schwarz in de sauna. De tegenwoordige waarde van die vondst wordt geschat op 2,5 miljard dollar.

Waarna hij snel weer andere wegen bewandelt, want het wordt warm… en over gouden tandvullingen van joodse slachtoffers begint, lampenkappen uit mensenhuid, de Holocaust en zijn ontkenners. Waarmee we op pagina 192 in (het laatste) Deel 5 van Codebrekers beland zijn, getiteld Kamer zes, dat start met een uitgebreide beschrijving van de gecodeerde partituur, even inzoomt op ‘de taal van de runentekens’, en dan via de letter M, op pagina 209 (het boek telt 240 pagina’s) eindelijk belandt waar hij al 200 pagina’s eerder had kunnen landen, namelijk in Mittenwald. Want inderdaad, had onderzoeksjournalist Karl Hammer ook maar enig onderzoek verricht, dan zou hij daar al meteen na zijn eerste gesprek met Schulz, zoals weergegeven op pagina 9, zijn neergestreken:

Schulz keek mij een moment indringend aan. ‘Die diamanten liggen sinds het eind van de oorlog samen met honderden staven goud van de Reichsbank nog altijd ergens verborgen.’

In het standaardwerk Nazi Gold, van Ian Sayer en Douglas Botting, ‘het sensationele verhaal over de grootste roof ter wereld’, die van het nazi goud uit de Reichsbank, is het plaatsje Mittenwald in Beieren, samen met Garmisch-Partenkirchen, een draaischijf van het hele gebeuren.
En zo ondergraaft Karl Hammer dan nogmaals, en tamelijk finaal, zijn eigen scenario en zijn eigen geloofwaardigheid als schrijver en onderzoeksjournalist. Immers, als het goud afkomstig is van twee zendingen uit de Reichsbank, of van een zo mogelijk nog mysterieuzer derde (over München en Bad Tölz) en vierde transport (uit Berchtesgaden), dan wisten alleen ene kolonel Pfeiffer, of Weerwolven ter plaatse, of nog nader te identificeren mysterieuze personen maar al te goed waar ze al die schatten verstopt hadden… en dan wist Bormann waarschijnlijk helemaal nergens van. Een beetje onderzoeksjournalist zou na zijn eerste ontmoeting met de geheimzinnige contactpersoon Peter Schulz al meteen wat gaan surfen zijn op het web, en bij voor de hand liggende zoekwoorden als ‘nazi’, ‘gold’ en ‘Reichsbank’ ongetwijfeld op het boek van Sayer en Botting gestoten zijn. En die zou er bijgevolg geen 200 pagina’s en een verdomd lange tijd over gedaan hebben om poolshoogte te gaan nemen in Mittenwald.
Tenzij die hele ‘Peter Schulz’ van Hammer natuurlijk een fictie is. Als hij dat niet is, moet men zich weer afvragen hoe het komt dat een man die zo gedetailleerd weet te vertellen over tal van onderwerpen, gerelateerd aan Bormann, Schwarz, pastoor Otto, het persoonlijke fortuin van Hitler, Werwolf, de Reichsbank en het verdwenen nazi goud, het boek van Sayer en Botting niet kent, of daar althans met geen woord over rept tegen zijn gesprekspartner.
Er bestaat natuurlijk ook nog een derde mogelijkheid: dat Hammer een loopje neemt met de waarheid, als het aankomt op de ware toedracht van zijn gesprekken met ene ‘Peter Schulz’, en de inhoud daarvan.


Uit het Archief van Ysa Pastora:
eDelweiss über Schwar(zwald?) (51 0)



PS:



Geen opmerkingen: